neerlandés » alemán

bond·ge·noot <bondge|noten> [bɔntxənot] SUST. m

2. bondgenoot (iem met hetzelfde doel):

land·ge·no·te [lɑntxənotə]

landgenote forma femenina de landgenoot

Véase también: landgenoot

land·ge·noot <landge|noten> [lɑntxənot] SUST. m

soort·ge·no·te SUST. f

soortgenote forma femenina de soortgenoot

Véase también: soortgenoot

soort·ge·noot <soortge|noten> [sortxənot] SUST. m

bond·ge·noot·schap <bondgenootschap|pen> [bɔntxənotsxɑp] SUST. nt

1. bondgenootschap (onderlinge betrekking van bondgenoten):

jaar·ge·no·te <jaargenote|s, jaargenote|n> [jarɣənotə] SUST. f

jaargenote forma femenina de jaargenoot

Véase también: jaargenoot

jaar·ge·noot <jaarge|noten> [jarɣənot] SUST. m

1. jaargenoot (medestudent):

2. jaargenoot (leeftijdgenoot):

klas·ge·no·te <klasgenote|s, klasgenote|n> [klɑsxənotə] SUST. f

klasgenote forma femenina de klasgenoot

Véase también: klasgenoot

klas·ge·noot <klasge|noten> [klɑsxənot] SUST. m

naam·ge·no·te <naamgenote|s, naamgenote|n> [namɣənotə] SUST. f

naamgenote forma femenina de naamgenoot

Véase también: naamgenoot

naam·ge·noot <naamge|noten> [namɣənot] SUST. m form.

ambt·ge·no·te SUST. f

ambtgenote forma femenina de ambtgenoot

Véase también: ambtgenoot

ambt·ge·noot <ambtge|noten> [ɑmtxənot] SUST. m

deel·ge·no·te SUST. f

deelgenote forma femenina de deelgenoot

Véase también: deelgenoot

echt·ge·no·te <echtgenote|n, echtgenote|s> [ɛxtxənotə] SUST. f

huis·ge·no·te <huisgenote|s, huisgenote|n> [hœysxənotə] SUST. f

huisgenote forma femenina de huisgenoot

Véase también: huisgenoot

huis·ge·noot <huisge|noten> [hœysxənot] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski