Traducciones de „tocht“ en el diccionario neerlandés » alemán

tocht <tocht|en> [tɔxt] SUST. m

1. tocht (zuiging van de lucht):

tocht

Zug m

tocht

Zugluft f

een plan op de tocht zetten fig.

einen Plan infrage stellen

op de tocht (komen te) staan

im Zug stehen

op de tocht (komen te) staan fig.

sich in einer heiklen Lage befinden

2. tocht:

tocht (reis)

Tour f

tocht (trektocht, te voet)

Wanderung f

tocht (met vervoersmiddel)

Fahrt f

tocht gesch.

Feldzug m

een tocht maken

eine Tour [o. Wanderung] machen

een tocht naar de noordpool

eine Expedition zum Nordpol

Napoleons tocht naar Rusland

Napoleons Feldzug nach Russland

Ejemplos de uso para tocht

de tocht te paard

der Ritt

Napoleons tocht naar Rusland

Napoleons Feldzug nach Russland

een tocht maken

eine Tour [o. Wanderung] machen

het raam tocht

es zieht am Fenster

een tocht naar de noordpool

eine Expedition zum Nordpol

op de tocht (komen te) staan

im Zug stehen

een plan op de tocht zetten fig.

einen Plan infrage stellen