Traducciones de „pleegster“ en el diccionario neerlandés » alemán

pleis·ter¹ <pleister|s> [plɛistər] SUST. f (hechtpleister)

pleister

Pflaster nt

een pleister op de knie plakken

ein Pflaster auf das Knie kleben

pleit·ster <pleitster|s> [plɛɪtstər] SUST. f

pleitster forma femenina de pleiter

Véase también: pleiter

plei·ter <pleiter|s> [plɛitər] SUST. m

pleiter (advocaat)

Anwalt m

pleiter (advocaat)

Verteidiger m

ver·pleeg·ster <verpleegster|s> [vərpleɣstər] SUST. f

verpleegster

Krankenschwester f

klaag·ster <klaagster|s> [klaxstər] SUST. f

klaagster forma femenina de klager

Véase también: klager

kla·ger <klager|s> [klaɣər] SUST. m

1. klager (iem die klaagt):

klager

Klagende(r) m

2. klager jur.:

klager

Kläger m

pleeg·ou·ders [plexɑudərs] SUST. pl.

pleegouders

Pflegeeltern pl.

pleit·be·zorg·ster SUST. f

pleitbezorgster forma femenina de pleitbezorger

Véase también: pleitbezorger

pleit·be·zor·ger <pleitbezorger|s> [plɛidbəzɔrɣər] SUST. m

pleitbezorger

Anwalt m

pleitbezorger

Fürsprecher m

pleis·te·ren <pleisterde, h. gepleisterd> [plɛistərə(n)] V. trans. (met gips bestrijken)

pleisteren

verputzen

op·volg·ster <opvolgster|s> [ɔpfɔləxstər] SUST. f

opvolgster forma femenina de opvolger

Véase también: opvolger

op·vol·ger <opvolger|s> [ɔpfɔlɣər] SUST. m

opvolger

Nachfolger m

pleeg·kind <pleegkind|eren> [plexkɪnt] SUST. nt

pleegkind

Pflegekind nt

leeg·staan <stond leeg, h. leeggestaan> [lexstan] V. intr.

leegstaan (van huizen)

leer stehen

leegstaan (van plaatsen)

frei sein

dat huis staat leeg

dieses Haus steht leer

leeg·stand [lexstɑnt] SUST. m geen pl.

leegstand

Leerstehen nt

gang·ster [ɡɛŋstər]

gangster [[o. ɣɑŋstər]] gangster|s SUST. m:

gangster

Gangster m

vraag·ster SUST. f

vraagster forma femenina de vrager

Véase también: vrager

vra·ger <vrager|s> [vraɣər] SUST. m

vrager

Fragesteller m

vrager (iem die veel vraagt)

Frager m

waar·zeg·ster <waarzegster|s> [warzɛxstər] SUST. f

waarzegster forma femenina de waarzegger

Véase también: waarzegger

waar·zeg·ger <waarzegger|s> [warzɛɣər] SUST. m

waarzegger

Wahrsager m

be·drieg·ster <bedriegster|s> [bədrixstər] SUST. f

bedriegster forma femenina de bedrieger

Véase también: bedrieger

be·drie·ger <bedrieger|s> [bədriɣər] SUST. m

bedrieger

Betrüger m

de bedrieger bedrogen!

List wider List!

hij is een geboren bedrieger

er ist ein Erzbetrüger

kraam·ver·pleeg·ster <kraamverpleegster|s> [kramvərplexstər] SUST. f

kraamverpleegster

Wochenpflegerin f

kraamverpleegster

Säuglingsschwester f

zie·ken·ver·pleeg·ster SUST. f

ziekenverpleegster forma femenina de ziekenverpleger

Véase también: ziekenverpleger

zie·ken·ver·ple·ger <ziekenverpleger|s> [zikə(n)vərpleɣər] SUST. m

ziekenverpleger

Krankenpfleger m

grond·leg·ster SUST. f

grondlegster forma femenina de grondlegger

Véase también: grondlegger

grond·leg·ger <grondlegger|s> [ɣrɔntlɛɣər] SUST. m

grondlegger (van een organisatie)

Gründer m

grondlegger (van een leer)

Begründer m

zweef·vlieg·ster SUST. f

zweefvliegster forma femenina de zweefvlieger

Véase también: zweefvlieger

zweef·vlie·ger <zweefvlieger|s> [zwefliɣər] SUST. m

zweefvlieger

Segelflieger m

pleis·ter·werk <pleisterwerk|en> [plɛistərwɛrk] SUST. nt

1. pleisterwerk (bepleistering):

pleisterwerk

Putz m

pleisterwerk

Verputz m

2. pleisterwerk ARTE (versiering):

pleisterwerk

Stuckarbeit f