Traducciones de „overloopster“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ver·koop·ster <verkoopster|s> [vərkopstər] SUST. f

verkoopster forma femenina de verkoper

Véase también: verkoper

ver·ko·per <verkoper|s> [vərkopər] SUST. m

verkoper

Verkäufer m

weg·loop·ster SUST. f

wegloopster forma femenina de wegloper

Véase también: wegloper

weg·lo·per <wegloper|s> [wɛxlopər] SUST. m

wegloper

Ausreißer m coloq.

wegloper gesch.

Fahnenflüchtige(r) m

mee·loop·ster SUST. f

meeloopster forma femenina de meeloper

Véase también: meeloper

mee·lo·per <meeloper|s> [melopər] SUST. m

meeloper

Mitläufer m

over·lo·per <overloper|s> [ovərlopər] SUST. m

overloper

Überläufer m

over·loop <over|lopen> [ovərlop] SUST. m

1. overloop:

overloop (gang)

Flur m

overloop (op trap)

Treppenabsatz m

2. overloop (bevolkingstrek):

overloop

Abwanderung f

3. overloop (het overstromen):

overloop

Überlauf m

4. overloop (overlooppijp):

overloop

Überlaufrohr nt

loop·ster [lopstər]

loopster forma femenina de loper¹

Véase también: loper , loper

lo·per² <loper|s> [lopər] SUST. m

1. loper (tapijt):

loper

Läufer m

de (rode) loper voor iem uitleggen fig.

einen roten Teppich für jdn ausrollen

2. loper (schaakstuk):

loper

Läufer m

3. loper:

loper (sleutel)

Hauptschlüssel m

loper (eenvoudige haak)

Dietrich m

4. loper (paard):

loper

Renner m

loper

Traber m

5. loper (schaats):

loper

Schnelllaufschlittschuh m

lo·per¹ <loper|s> [lopər] SUST. m (persoon)

loper

Läufer m

hard·loop·ster <hardloopster|s> SUST. f

hardloopster forma femenina de hardloper

Véase también: hardloper

hard·lo·per <hardloper|s> [hɑrtlopər] SUST. m

hardloper

Läufer m

hardloper op korte afstand

Kurzstreckenläufer m

hardloper op lange afstand

Langstreckenläufer m

hardloper op de middenafstand

Mittelstreckenläufer m

hardlopers zijn doodlopers provb.

Hast bricht Beine

klap·loop·ster SUST. f

klaploopster forma femenina de klaploper

Véase también: klaploper

klap·lo·per <klaploper|s> [klɑplopər] SUST. m

klaploper

Schmarotzer m

klaploper coloq.

Nassauer m

kop·loop·ster SUST. f

koploopster forma femenina de koploper

Véase también: koploper

kop·lo·per <koploper|s> [kɔplopər] SUST. m

1. koploper DEP.:

koploper

Spitzenreiter m

2. koploper (iem in leidende positie):

koploper

Topfunktionär m

koploper

Spitzenfunktionär m

de koploper in de auto-industrie

der Marktführer [o. Branchenführer] in der Automobilindustrie

over·val·ster SUST. f

overvalster forma femenina de overvaller

Véase también: overvaller

over·val·ler <overvaller|s> [ovərvɑlər] SUST. m

overvaller

Räuber m

overvaller (bankoverval)

Bankräuber m

ˈover·lo·pen <liep over, i. overgelopen> [ovərlopə(n)] V. intr.

1. overlopen (over iets heen lopen):

overlopen

gehen über +acus.

ik zag hem de brug overlopen

ich sah ihn über die Brücke gehen

2. overlopen (over iets heen stromen):

overlopen

laufen über +acus.

het water loopt de straat over

das Wasser läuft über die Straße

3. overlopen:

overlopen (naar een tegenpartij gaan)

überlaufen

overlopen (van geloofsrichting, partij e.d.)

übertreten

overlopen (van geloofsrichting, partij e.d.)

überwechseln

overlopen naar de vijand

zum Feind überlaufen

overlopen naar de vijand

ins feindliche Lager überwechseln

4. overlopen (overstromen):

overlopen

überlaufen

overlopen

überströmen

de emmer liep over

der Eimer lief über

5. overlopen (overdreven tonen) + van:

overlopen

überschäumen vor +acus.

overlopen van enthousiasme

vor Begeisterung überschäumen

6. overlopen (naar de randgemeenten trekken):

overlopen

abwandern irón.