Traducciones de „Pommes“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

pom·peus [pɔmpøs] ADJ.

pompeus

pompös

com·mies <com|miezen> [kɔmis] SUST. m

1. commies (ambtenarenrang):

commies

Beamte(r) m des mittleren Dienstes

2. commies (douanier):

commies

Zollbeamte(r) m

commiezen te water

Beamte(r) m des Hafenzolldienstes

3. commies bel. (klerk):

commies

Büroangestellte(r) m

pom·pen <pompte, h. gepompt> [pɔmpə(n)] V. trans.

pompen

pumpen

miljoenen in een onderneming pompen fig.

Millionen in ein Unternehmen pumpen

lucht in een fietsband pompen

einen Fahrradschlauch aufpumpen

poes <poes|en, poezen> [pus] SUST. f

1. poes (kat):

poes

Katze f

voor de poes zijn fig.

für die Katz sein

niet voor de poes zijn fig. (niet mis, niet gering)

nicht von Pappe sein

niet voor de poes zijn (erg mooi)

nicht übel sein

dat is niet voor de poes

das ist kein Pappenstiel

2. poes coloq. (knappe griet):

poes

Mieze f argot

3. poes (troetelnaam):

poes

Mäuschen nt

mis poes!

denkste!

dom·mel [dɔməl] SUST. m geen pl.

dommel

Nickerchen nt

gom·men² <gomde, h. gegomd> [ɣɔmə(n)] V. trans. (met gom bestrijken)

gommen

gummieren

bom·men <bomde, h. gebomd> [bɔmə(n)] V. intr.

het kan me niet bommen! coloq.

das ist mir wurscht!

hom·mel <hommel|s> [hɔməl] SUST. f

hommel

Hummel f

kom·mer [kɔmər] SUST. m geen pl.

1. kommer (gebrek):

kommer

Elend nt

kommer

Not f

kommer en gebrek

Kummer und Not

2. kommer (leed):

kommer

Elend nt

kommer

Kummer m

kommer en kwel

Kummer und Sorge

van kommer en verdriet sterven

sich zu Tode grämen

lom·mer [lɔmər] SUST. nt geen pl.

1. lommer (schaduw):

lommer

Schatten m

2. lommer (bladeren):

lommer

Laubwerk nt

lommer

Laub nt

rom·mel [rɔməl] SUST. m geen pl.

1. rommel:

rommel (allegaartje)

Kram m coloq.

rommel (allegaartje)

Krempel m coloq.

rommel (allegaartje)

Plunder m coloq.

rommel (versleten huisraad)

Gerümpel nt

2. rommel (rotzooi):

rommel

Durcheinander nt

rommel

Chaos nt

het was hier een geweldige rommel tijdens de verbouwing

während des Umbaus herrschte hier ein wüstes Durcheinander

3. rommel (ondeugdelijke waar):

rommel

Schund m pey.

rommel

Ramsch m pey.

pom·ma·de <pommade|s> [pɔmadə] SUST. f (haarcrème)

pommade

Pomade f

pom·poen <pompoen|en> [pɔmpun] SUST. m

pompoen

Kürbis m

dolk·mes <dolkmes|sen> [dɔlkmɛs] SUST. nt

dolkmes

Dolchmesser nt

brom·men <bromde, h. gebromd> [brɔmə(n)] V. intr.

1. brommen:

brommen (grommend geluid voortbrengen)

brummen

brommen (bromtol)

schnurren

in zijn baard brommen

in seinen Bart murmeln [o. brummen]

2. brommen:

brommen (mopperen)

brummen

brommen (mopperen)

knurren

brommen (op iem)

schimpfen mit

brommen (op iets)

knurren über +acus.

3. brommen (gevangen zitten):

brommen

brummen

4. brommen (op een bromfiets rijden):

brommen

Moped [o. Mofa] fahren

brom·mer <brommer|s> [brɔmər] SUST. m

1. brommer:

brommer (bromfiets)

Moped nt

brommer (licht)

Motorfahrrad nt

brommer (licht)

Mofa nt

2. brommer (standje):

brommer

Rüffel m coloq.