Traducciones de „verminderd“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈmin·dern¹ V. trans.

vermindern

verminderen

vermindern

verlagen

ver·ˈmi·nen [fɛɐ̯ˈmiːnən] V. trans.

verminen

mijnen leggen in

ver·ˈmo·dern [fɛɐ̯ˈmoːdɐn] V. intr.

vermodern

verrotten

vermodern

vermolmen

ver·ˈmie·sen [-ˈmiːzn̩] V. trans. coloq.

vermiesen

verpesten

vermiesen

vergallen

ver·ˈmie·ten V. trans.

vermieten

verhuren

vermieten

verpachten

Zimmer zu vermieten

kamer te huur

Ver·ˈmie·ter(in) <Vermieters, Vermieter> SUST. m(f)

Vermieter(in)

verhuurder(verhuurster) m (f)

Vermieter(in)

huisbaas(huisbasin) m (f)

Vermieter(in)

hospes(hospita) m (f)

ver·ˈmis·sen V. trans.

1. vermissen:

vermissen (das Fehlen bemerken)

missen

vermissen (jds Abwesenheit feststellen)

ontberen

2. vermissen (jds Abwesenheit bedauern, das Fehlen von etw bedauern):

vermissen

vermissen

ver·ˈmit·teln¹ [fɛɐ̯ˈmɪtl̩n] V. intr.

vermitteln

bemiddelen

vermitteln

bemiddelend optreden

ver·ˈmö·gend [fɛɐ̯ˈmøːgn̩t] ADJ.

vermögend

vermogend

ver·ˈmei·den V. trans. irreg.

vermeiden

vermijden

vermeiden

voorkomen

ver·ˈmen·gen V. trans.

1. vermengen (vermischen):

vermengen

vermengen

2. vermengen fig. (durcheinanderbringen):

vermengen

door elkaar halen