Traducciones de „sufferd“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈPuf·fer <Puffers, Puffer> [ˈpʊfɐ] SUST. m

1. Puffer FERRO.:

Puffer

buffer

Puffer

stootkussen nt

2. Puffer regio. (Reibekuchen):

Puffer

aardappelpannenkoek(je)

3. Puffer INFORM.:

Puffer

buffer

ˈsüf·feln [ˈzʏfl̩n] V. trans. coloq. hum.

süffeln

pimpelen

gerne (einen) süffeln

er graag eentje nemen

Pferd <Pferd(e)s, Pferde> [ ͜pfeːɐ̯t] SUST. nt

1. Pferd (Tier):

Pferd

paard nt

Pferd

ros

aufs falsche Pferd setzen coloq.

op het verkeerde paard wedden

sich aufs Pferd schwingen

in het zadel springen

das Pferd beim [o. am] Schwanz aufzäumen fig.

het paard achter de wagen spannen

die Pferde gehen leicht mit ihm durch fig.

hij verliest snel zijn zelfbeheersing

die Pferde scheu machen coloq.

iem van de wijs brengen

mit jdm Pferde stehlen können coloq.

aan iem een kameraad hebben, door dik en dun

keine zehn Pferde können ihn davon abhalten coloq.

niets kan hem ervan weerhouden

zu Pferde elev.

te paard

zu Pferde elev.

op het paard

2. Pferd (Turngerät):

Pferd

paard nt

3. Pferd (Schach):

Pferd

paard nt

ˈSur·fer(in) <Surfers, Surfer> [ˈsɔːfɐ] SUST. m(f)

1. Surfer:

Surfer(in)

surfer(surfster) m (f)

Surfer(in)

windsurfer(windsurfster) m (f)

2. Surfer INFORM.:

Surfer(in)

(net)surfer((net)surfster) m (f)

ˈMuf·fe <Muffe, Muffen> [ˈmʊfə] SUST. f vulg. a. TÉC.

Muffe

mof

Muffe

sok

jdm geht die Muffe coloq.

iem staat te trillen op zijn benen van angst

jdm geht die Muffe coloq.

iem heeft het Spaans benauwd

Muffe haben coloq.

angst hebben

Buf·ˈfet [bʏˈfeː, ˈbʏfeː] SUST. nt austr. suizo

Buffet → Büfett

Véase también: Büfett

Bü·ˈfett <Büfett(e)s, Büfette[o. Büfetts] > [bʏˈfɛt] SUST. nt

Büfett

buffet nt

ˈMuf·fel¹ <Muffels, Muffel> [ˈmʊfl̩] SUST. m

1. Muffel coloq. (Miesepeter):

Muffel

brompot

Muffel

mopperpot

2. Muffel coloq. (uninteressierte Person):

Muffel

koude kikker

Muffel

onverschillig iem

ˈpuf·fen¹ [ˈpʊfn̩] V. intr. coloq.

puffen

ploffen

puffen

puffen

puffen

dof knallen

ˈsur·fen [ˈsəːfn̩] V. intr.

1. surfen:

surfen

surfen

surfen

windsurfen

2. surfen INFORM.:

surfen

(net)surfen

durchs Internet surfen

op [o. over] (het) internet surfen

ˈsu·per [ˈzuːpɐ] ADJ. coloq.

super

fantastisch

super

geweldig

super

reuze

super

super

eine super Schau

een fantastische [o. grandioze] voorstelling