neerlandés » alemán

Traducciones de „kas“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

kas <kas|sen> [kɑs] SUST. f

1. kas (glasopstand):

kas
Gewächshaus nt
koude kas
Kalthaus nt
warme kas
Warmhaus nt

3. kas:

kas (omhulsel: horloge, orgel)
Gehäuse nt
kas (omhulsel: viool)
Kasten m

4. kas:

kas (holte: oog)
Höhle f
kas (holte: juweel)
Fassung f

Ejemplos de uso para kas

koude kas
Kalthaus nt
warme kas
Warmhaus nt
per kas
bar
het saldo in kas
der Kassenbestand
krap bij kas zitten
knapp bei Kasse sein
weglopen met de kas
mit der Kasse durchbrennen coloq.
in de kas vloeien
in die Kasse fließen
in kas hebben
in der Kasse haben
de kas opmaken
Kasse machen
een schrale kas
eine knappe Kasse
de kas sluit
die Kasse stimmt
hij is goed bij kas
er ist gut bei Kasse
de kas/de rekening opmaken (uitrekenen)
Kasse machen/die Rechnung aufstellen
krap [o. slecht] bij kas zitten
knapp bei Kasse sein
iets uit de kleine kas financieren
etw aus der Portokasse finanzieren [o. bezahlen]
het beheer over de kas hebben
die Kasse verwalten
er met de kas vandoor gaan
mit der Kasse durchbrennen coloq.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares