Traducciones de „Aufgänge“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

af·gang <afgang|en> [ɑfxɑŋ] SUST. m

1. afgang (het weggaan):

afgang

Abgang m

2. afgang form. (mal figuur):

afgang

Blamage f

bij·lan·ge [bɛilɑŋə] ADV.

bijlange (na) niet

bei Weitem nicht

kerk·gan·ger <kerkganger|s> [kɛrkxɑŋər] SUST. m

kerkganger

Kirchgänger m

roer·gan·ger <roerganger|s> [rurɣɑŋər] SUST. m scheepv.

roerganger

Rudergänger m

roerganger

Rudergast m

voet·gan·ger <voetganger|s> [vutxɑŋər] SUST. m

voetganger

Fußgänger m

kost·gan·ger <kostganger|s> [kɔstxɑŋər] SUST. m

kostganger

≈ Pensionsgast m

kostgangers houden

≈ eine Pension führen

dub·bel·gan·ger <dubbelganger|s> [dʏbəlɣɑŋər] SUST. m

dubbelganger

Doppelgänger m

par·tij·gan·ger <partijganger|s> [pɑrtɛɪɣɑŋər] SUST. m

partijganger

Parteigänger m

change <change|s> [tʃentʃ] SUST. f

change

Wechselstube f

range <range|s> [rentʃ] SUST. f

range (dingen)

Serie f

range (personen)

Gruppe f

een range artikelen

eine Produktserie

me·lan·ge <melange|s> [melɑ̃ʒə] SUST. nt of m

melange

Melange f

melange

Mischung f

een geurige melange

eine aromatische Mischung

jaar·gang <jaargang|en> [jarɣɑŋ] SUST. m (ook wijn)

jaargang

Jahrgang m