neerlandés » alemán

wij·zen1 <wees zich, h. zich gewezen> [wɛizə(n)] V. wk ww

wijzen zich wijzen (blijken):

wijzen

wij·zen2 <wees, h. gewezen> [wɛizə(n)] V. trans.

2. wijzen (duidelijk maken):

wijzen
het vonnis over iem wijzen

wij·zen3 <wees, h. gewezen> [wɛizə(n)] V. intr.

2. wijzen (op een punt gericht zijn):

wijzen
wijzen

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski