Traducciones de „reisgezellin“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

met·ge·zel·lin [mɛtxəzɛlɪn] SUST. f

metgezellin forma femenina de metgezel

Véase también: metgezel

met·ge·zel <metgezel|len> [mɛtxəzɛl] SUST. m

metgezel

Gefährte m

le·vens·ge·zel·lin <levensgezellin|nen> [levə(n)sxəzɛlɪn] SUST. f

levensgezellin forma femenina de levensgezel

Véase también: levensgezel

le·vens·ge·zel <levensgezel|len> [levənsxəzɛl] SUST. m

levensgezel

Lebensgefährte m

ge·zel·lin <gezellin|nen> [ɣəzɛlɪn] SUST. f

1. gezellin (zij die een ander vergezelt):

gezellin

Gefährtin f

2. gezellin (echtgenote):

gezellin

Ehegefährtin f

gezellin

Ehepartnerin f

oer·ge·zel·lig [urɣəzɛləx] ADJ.

oergezellig

urgemütlich

ver·ge·zel·len <vergezelde, h. vergezeld> [vɛrɣəzɛlə(n)] V. trans.

1. vergezellen (begeleiden):

vergezellen

begleiten

2. vergezellen (gelijk optreden met):

vergezellen

einhergehen

vergezellen

begleiten

het onweer ging van hevige rukwinden vergezeld

das Gewitter ging mit heftigen Windstößen einher

zijn woorden vergezeld doen gaan van gebaren

seine Worte mit Gebärden begleiten

reis·ge·zel·schap <reisgezelschap|pen> [rɛisxəzɛlsxɑp] SUST. nt

reisgezelschap

Reisegesellschaft f