Traducciones de „kelen“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ke·len <keelde, h. gekeeld> [kelə(n)] V. trans.

1. kelen:

kelen (de keel afsnijden: dieren)

abstechen

kelen (de keel afsnijden: mensen)

die Kehle [o. Gurgel] durchschneiden +dat.

2. kelen (wurgen):

kelen

die Gurgel zudrücken +dat.