Traducciones de „baanbreekster“ en el diccionario neerlandés » alemán

baan·bre·ker <baanbreker|s> [bambrekər] SUST. m

baanbreker

Pionier m

baanbreker

Wegbereiter m

in·breek·ster SUST. f

inbreekster forma femenina de inbreker

Véase también: inbreker

in·bre·ker <inbreker|s> [ɪmbrekər] SUST. m

inbreker

Einbrecher m

eed·breek·ster SUST. f

eedbreekster forma femenina de eedbreker

Véase también: eedbreker

eed·bre·ker <eedbreker|s> [edbrekər] SUST. m

eedbreker

Eidbrüchige(r) m

uit·breek·ster SUST. f

uitbreekster forma femenina de uitbreker

Véase también: uitbreker

uit·bre·ker <uitbreker|s> [œydbrekər] SUST. m

uitbreker

Ausbrecher m

spel·breek·ster SUST. f

spelbreekster forma femenina de spelbreker

Véase también: spelbreker

spel·bre·ker <spelbreker|s> [spɛlbrekər] SUST. m

1. spelbreker (een spel):

spelbreker

Spielverderber m

2. spelbreker fig.:

spelbreker

Spaßverderber m

spelbreker

Spielverderber m

spelbreker

Störenfried m

het onweer trad als spelbreker op

das Gewitter vermasselte alles

echt·breek·ster SUST. f

echtbreekster forma femenina de echtbreker

Véase también: echtbreker

echt·bre·ker <echtbreker|s> [ɛxtbrekər] SUST. m

echtbreker

Ehebrecher m

buik·spreek·ster SUST. f

buikspreekster forma femenina de buikspreker

Véase también: buikspreker

buik·spre·ker <buikspreker|s> [bœyksprekər] SUST. m

buikspreker

Bauchredner m

baan·bre·kend [bambrekənt] ADJ.

baanbrekend

bahnbrechend

wreek·ster SUST. f

wreekster forma femenina de wreker

Véase también: wreker

wre·ker <wreker|s> [vrekər] SUST. m

wreker

Rächer m

spreek·ster SUST. f

spreekster forma femenina de spreker

Véase también: spreker

spre·ker <spreker|s> [sprekər] SUST. m

1. spreker:

spreker (redenaar)

Redner m

spreker (woordvoerder)

Sprecher m

één van de voorgaande sprekers

einer der Vorredner

2. spreker (taal, dialect):

spreker

Sprecher m

de sprekers van dit dialect

die Sprecher dieses Dialekts

boom·kweek·ster SUST. f

boomkweekster forma femenina de boomkweker

Véase también: boomkweker

boom·kwe·ker <boomkweker|s> [bomkwekər] SUST. m

boomkweker

Baumgärtner m