Traducciones de „asielzoekster“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

asiel·zoe·ker <asielzoeker|s> [azilzukər] SUST. m

asielzoeker

Asylant m

asielzoeker

Asylbewerber m

be·zoek·ster SUST. f

bezoekster forma femenina de bezoeker

Véase también: bezoeker

be·zoe·ker <bezoeker|s> [bəzukər] SUST. m

bezoeker

Besucher m

on·der·zoek·ster <onderzoekster|s> [ɔndərzukstər] SUST. f

onderzoekster forma femenina de onderzoeker

Véase también: onderzoeker

on·der·zoe·ker <onderzoeker|s> [ɔndərzukər] SUST. m

onderzoeker

Forscher m

ca·fé·be·zoek·ster SUST. f

cafébezoekster forma femenina de cafébezoeker

Véase también: cafébezoeker

ca·fé·be·zoe·ker <cafébezoeker|s> [kɑfebəzukər] SUST. m

cafébezoeker

Gast m (des Lokals)

art·sen·be·zoek·ster SUST. f

artsenbezoekster forma femenina de artsenbezoeker

Véase también: artsenbezoeker

art·sen·be·zoe·ker <artsenbezoeker|s> [ɑrtsə(n)bəzukər] SUST. m

artsenbezoeker

Ärztevertreter m

goud·zoek·ster SUST. f

goudzoekster forma femenina de goudzoeker

Véase también: goudzoeker

goud·zoe·ker <goudzoeker|s> [ɣɑutsukər] SUST. m

goudzoeker

Goldgräber m

goudzoeker

Goldsucher m

ge·luk·zoek·ster SUST. f

gelukzoekster forma femenina de gelukzoeker

Véase también: gelukzoeker

ge·luk·zoe·ker <gelukzoeker|s> [ɣəlʏksukər] SUST. m

gelukzoeker

Glücksritter m

gelukzoeker

Abenteurer m

spel·breek·ster SUST. f

spelbreekster forma femenina de spelbreker

Véase también: spelbreker

spel·bre·ker <spelbreker|s> [spɛlbrekər] SUST. m

1. spelbreker (een spel):

spelbreker

Spielverderber m

2. spelbreker fig.:

spelbreker

Spaßverderber m

spelbreker

Spielverderber m

spelbreker

Störenfried m

het onweer trad als spelbreker op

das Gewitter vermasselte alles

asiel·recht [azilrɛxt] SUST. nt geen pl.

asielrecht

Asylrecht nt

wreek·ster SUST. f

wreekster forma femenina de wreker

Véase también: wreker

wre·ker <wreker|s> [vrekər] SUST. m

wreker

Rächer m

spreek·ster SUST. f

spreekster forma femenina de spreker

Véase también: spreker

spre·ker <spreker|s> [sprekər] SUST. m

1. spreker:

spreker (redenaar)

Redner m

spreker (woordvoerder)

Sprecher m

één van de voorgaande sprekers

einer der Vorredner

2. spreker (taal, dialect):

spreker

Sprecher m

de sprekers van dit dialect

die Sprecher dieses Dialekts

in·breek·ster SUST. f

inbreekster forma femenina de inbreker

Véase también: inbreker

in·bre·ker <inbreker|s> [ɪmbrekər] SUST. m

inbreker

Einbrecher m

schol·ek·ster <scholekster|s> [sxɔlɛkstər] SUST. f

scholekster

Austernfischer m

uit·breek·ster SUST. f

uitbreekster forma femenina de uitbreker

Véase también: uitbreker

uit·bre·ker <uitbreker|s> [œydbrekər] SUST. m

uitbreker

Ausbrecher m

steun·trek·ster SUST. f

steuntrekster forma femenina de steuntrekker

Véase también: steuntrekker

steun·trek·ker <steuntrekker|s> [støntrɛkər] SUST. m

steuntrekker

Unterstützungsempfänger m

steuntrekker (bijstand)

Sozialhilfeempfänger m