Traducciones de „Glaubens“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

glans <glans|en, glanzen> [ɣlɑns] SUST. m

1. glans:

glans (uitstraling, schijnsel)

Glanz m

glans (zwak)

Schimmer m

2. glans (spiegelende reflectie):

glans

Glanz m

glans

Feuer nt

zijn glans verliezen

seinen Glanz verlieren

ogen zonder glans

glanzlose Augen pl.

3. glans (praal, wereldse eer):

glans

Glanz m

glans

Glorie f form.

de glans van het hof

der Glanz des Hofes

voor iets met glans slagen

etw glänzend bestehen

gla·zen [ɣlazə(n)] ADJ.

1. glazen (van glas):

glazen

gläsern

glazen

Glas-

glazen

glas-

een glazen deur

eine Glastür

een glazen kom

eine Glasschüssel

het glazen oog

das Glasauge

2. glazen (glazig):

glazen

glasig

glazen

gläsern

glazen ogen

glasige Augen pl.

3. glazen (aardappelen):

glazen

glasig

glan·zen¹ <glansde, h. geglansd> [ɣlɑnzə(n)] V. trans.

glanzen (doen glimmen: mechanisch van metaal, steen)

polieren

glanzen (doen glimmen: chemisch van metalen)

glänzen

glanzen (doen glimmen: stof, papier, hout, leer)

appretieren

gla·zu·ren <glazuurde, h. geglazuurd> [ɣlazyrə(n)] V. trans.

glazuren

glasieren

glad·ja·nus <gladjanus|sen> [ɣlɑtjanʏs] SUST. m

gladjanus

Schlawiner m coloq.

gla·cis <onv.> [ɡlasi] SUST. nt

1. glacis (doorschijnende laag, kleur):

glacis

Lasur f

2. glacis mil. (aardglooiing voor een fort):

glacis

Glacis nt

glad·weg [ɣlɑtwɛx] ADV.

gladweg

glattweg

gladweg

glatt

gladweg

schlechtweg

gladweg

schlichtweg

iets gladweg vergeten

etw glatt vergessen coloq.

glas·bak <glasbak|ken> [ɣlɑzbɑk] SUST. m

glasbak

Glascontainer m

glad·heid [ɣlɑthɛit] SUST. f geen pl.

1. gladheid (glibberigheid):

gladheid

Glätte f

gladheid op de weg

Straßenglätte f

gladheid op de weg

Fahrbahnglätte f

2. gladheid (gewiekstheid):

gladheid

Durchtriebenheit f pey.

3. gladheid (glanzigheid):

gladheid

Glätte f

gladheid

Glanz m

4. gladheid (vlakheid):

gladheid

Glätte f

gladheid

Glattheit f

gladheid

Ebenheit f