neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: bezichtigen , bezingen , bezigen , bezighouden , bezinnen , bezinken , bezieling y/e bezielen

be·zin·gen <bezong, h. bezongen> [bəzɪŋə(n)] V. trans.

be·zich·ti·gen <bezichtigde, h. bezichtigd> [bəzɪxtəɣə(n)] V. trans.

be·zie·len <bezielde, h. bezield> [bəzilə(n)] V. trans.

2. bezielen (als drijvende kracht werken):

3. bezielen (leven geven aan):

be·zie·ling [bəzilɪŋ] SUST. f geen pl.

1. bezieling (het bezielen):

2. bezieling (geestdrift):

be·zin·ken <bezonk, i. bezonken> [bəzɪŋkə(n)] V. intr.

1. bezinken (uit een vloeistof neerslaan):

2. bezinken (helder worden door stilstaan):

3. bezinken (verwerkt worden):

be·zin·nen <bezon zich, h. zich bezonnen> [bəzɪnə(n)] V. wk ww

bezinnen zich bezinnen:

sich besinnen auf +acus.
bezint eer ge begint provb.

be·zig·hou·den2 <hield zich bezig, h. zich beziggehouden> [bezəxhɑudə(n)] V. wk ww

bezighouden zich bezighouden (zich ophouden met):

be·zi·gen <bezigde, h. gebezigd> [bezəɣə(n)] V. trans.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski