neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: afschaffen , afstraffen , aanblaffen , straffen , aanschaffen , aantreffen , afstoffen , aanheffen , opheffen , opdoffen , bestraffen y/e schaffen

straf·fen <strafte, h. gestraft> [strɑfə(n)] V. trans.

aan·blaf·fen <blafte aan, h. aangeblaft> [amblɑfə(n)] V. trans.

1. aanblaffen (door blaffen bedreigen):

aanblaffen
anbellen

2. aanblaffen (toesnauwen):

aanblaffen
anfahren
aanblaffen
anfauchen

af·straf·fen <strafte af, h. afgestraft> [ɑfstrɑfə(n)] V. trans.

1. afstraffen (bestraffen):

afstraffen
bestrafen

2. afstraffen (de mantel uitvegen):

afstraffen
abkanzeln

af·schaf·fen <schafte af, h. afgeschaft> [ɑfsxɑfə(n)] V. trans.

aan·schaf·fen <schafte aan, h. aangeschaft> [ansxɑfə(n)] V. trans.

schaf·fen <schafte, h. geschaft> [sxɑfə(n)] V. trans.

be·straf·fen <bestrafte, h. bestraft> [bəstrɑfə(n)] V. trans.

op·dof·fen1 <dofte zich op, h. zich opgedoft> [ɔbdɔfə(n)] V. wk ww

opdoffen zich opdoffen (zich optutten):

opdoffen
sich herausputzen
opdoffen
sich auftakeln pey.

op·hef·fen <hief op, h. opgeheven> [ɔphɛfə(n)] V. trans.

1. opheffen (optillen):

opheffen
aufheben

2. opheffen (opwaarts richten):

opheffen
aufheben
opheffen
erheben
het hoofd opheffen
den Kopf heben

aan·hef·fen <hief aan, h. aangeheven> [anhɛfə(n)] V. trans.

af·stof·fen <stofte af, h. afgestoft> [ɑfstɔfə(n)] V. trans.

aan·tref·fen <trof aan, h. aangetroffen> [antrɛfə(n)] V. trans.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares