neerlandés » alemán

spre·kend1 <sprekende, sprekender, sprekendst> [sprekənt] ADJ.

1. sprekend (geluid gevend):

sprekend

3. sprekend (duidelijk):

sprekend
sprekend

4. sprekend (met veel uitdrukking):

sprekend
sprekend

spre·kend2 [sprekənt] ADV.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski