neerlandés » alemán

graag1 <grage, grager, graagst> [ɣrax] ADJ. (hongerig, gretig)

graag2 <liever, liefst> [ɣrax] ADV.

1. graag (gaarne):

graag
gern(e)
ober, afrekenen graag!
graag gedaan
ik heb (niet) graag dat je
iets graag lusten
ik mag hem graag (lijden)
graag of niet
heel graag!

2. graag (zonder tegenstreven):

graag
gern(e)
dat wil ik graag geloven

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski