neerlandés » alemán

ge·zwo·ren1 [ɣəzworə(n)] ADJ.

gezworen
gezworen

ge·zwo·ren2 V.

gezworen volt. deelw. van zweren¹, zweren²

Véase también: zweren , zweren

zwe·ren1 <zwoor/zweerde, h. gezworen> [zwerə(n)] V. trans. (een eed afleggen)

Ejemplos de uso para gezworen

gezworen kameraden
zij zijn gezworen vijanden

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski