Traducciones de „Deutsche Deutscher“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈDeut·sche(r) [ˈd͜ɔy ͜tʃə (-͜tʃɐ)] SUST. f(m) decl. wie adj.

Deutsche(r)

Duitser(Duitse) m (f)

seine Frau ist (eine) Deutsche

zijn vrouw is (een) Duitse

ˈDeut·sche [ˈd͜ɔy ͜tʃə] SUST. nt kein pl.

1. Deutsche:

Deutsche

het Duits

Deutsche

de Duitse taal

die Aussprache des Deutschen

de uitspraak van het Duits

2. Deutsche:

Deutsche

het Duitse

Deutsche

wat (typisch) Duits is

deutsch¹ [d͜ɔy ͜tʃ ] ADJ.

deutsch

Duits

Deutsche Demokratische Republik HIST.

Duitse Democratische Republiek

der Deutsche Gewerkschaftsbund

de Duitse vakcentrale [o. vakbondsfederatie]

der Deutsche Gewerkschaftsbund

het Duitse vakverbond

deutsche Schrift EDIT.

Duits schrift

deutsche Schrift EDIT.

fractuurschrift

deutsch² [d͜ɔy ͜tʃ ] ADV. LING.

deutsch

Duits

deutsch

in het Duits

mit jdm mal auf deutsch reden coloq.

iem eens flink zeggen waar het op staat

Deutsch <Deutsch(s)> [d͜ɔy ͜tʃ ] SUST. nt kein pl.

1. Deutsch:

Deutsch

Duits nt

Deutsch

de Duitse taal

auf gut Deutsch coloq.

in duidelijke bewoordingen

wie heißt das auf Deutsch?

hoe zegt men dat in het Duits?

du verstehst wohl kein Deutsch? coloq.

ben jij soms doof?

2. Deutsch LING. (Fach):

Deutsch

Duits nt

Deutsch

het vak nt Duits

Deutsch

Duitse taal- en letterkunde

in Deutsch eine Zwei haben

voor (het vak) Duits een acht hebben