Traducciones de „verkerende“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ver·ke·ren <verkeerde, i. verkeerd> [vərkerə(n)] V. intr.

1. verkeren (zich bevinden):

verkeren

sich befinden

in gevaar verkeren

sich in Gefahr befinden

in de mening verkeren

der Meinung sein

in onzekerheid verkeren

in Ungewissheit schweben

2. verkeren (zich bewegen (in)):

verkeren

verkehren

met iem verkeren

mit jdm verkehren

3. verkeren (veranderen):

verkeren

sich verkehren

verkeren

sich (ver)wandeln

in het tegendeel verkeren

sich ins Gegenteil verkehren [o. wenden] [o. verwandeln]

het kan verkeren provb.

das Blättchen kann sich wenden

ver·zor·gen·de <verzorgende|n> [vərzɔrɣəndə] SUST. f

verzorgende

Pflegehelfer m

verzorgende

Hilfspfleger m

ver·ke·ring <verkering|en> [vərkerɪŋ] SUST. f

verkering

feste Beziehung f

(vaste) verkering hebben

einen (festen) Freund [o. eine (feste) Freundin] haben

ver·kla·rend [vərklarənt] ADJ.

verklarend

erklärend

een verklarend woordenboek

ein Bedeutungswörterbuch

ver·keerd <verkeerde, verkeerder, verkeerdst> [vərkert] ADJ.

1. verkeerd:

verkeerd (fout, onjuist)

falsch

verkeerd (fout, onjuist)

verkehrt

verkeerd (fout, onjuist)

unrichtig

verkeerd (met fouten)

fehlerhaft

een verkeerd beeld van iets schetsen

ein falsches Bild von etw dat. wiedergeben

de verkeerde voorhebben

sich in der Person irren

een verkeerde diagnose

eine Fehldiagnose

de verkeerde kant [o. weg ] opgaan ook fig.

den falschen Weg einschlagen

verkeerd kijken/rijden

sich versehen/sich verfahren

het loopt verkeerd af

das nimmt ein schlimmes Ende

verkeerd verbonden zijn

falsch verbunden sein

hij was in de oorlog verkeerd

er stand im Krieg auf der falschen Seite

verkeerd bezig zijn coloq.

≈ die Sache falsch anpacken

2. verkeerd (omgekeerd):

verkeerd

verkehrt (herum)

zijn handen staan verkeerd fig.

er hat zwei linke Hände

het bij het verkeerde eind hebben

auf dem Holzweg sein

koffie verkeerd

Kaffee verkehrt

koffie verkeerd

Milchkaffee m

ver·keers·lei·der <verkeersleider|s> [vərkerslɛidər] SUST. m

verkeersleider

Fluglotse m

we·der·ke·rend [wedərkerənt] ADJ.

wederkerend

rückbezüglich

wederkerend

reflexiv

stu·de·ren·de <studerende|n> [styderəndə] SUST. m en f

studerende

Studierende(r) f(m)

ver·ken·nen <verkende, h. verkend> [vərkɛnə(n)] V. trans.

verkennen

erkunden

verkennen

auskundschaften

verkennen mil.

aufklären

een situatie verkennen fig.

eine Situation sondieren

het terrein verkennen

das Gelände erkunden

ver·ken·ner <verkenner|s> [vərkɛnər] SUST. m

1. verkenner (iem die op verkenning uitgaat):

verkenner

Kundschafter m

verkenner mil.

Aufklärer m

2. verkenner (padvinder):

verkenner

≈ Pfadfinder m

ver·keers·mid·del <verkeersmiddel|en> [vərkersmɪdəl] SUST. nt

verkeersmiddel

Verkehrsmittel nt

ver·kan·ke·ren² <verkankerde, i. verkankerd> [vərkɑŋkərə(n)] V. intr.

1. verkankeren (door kanker uitteren):

verkankeren

vom Krebs zerfressen werden

verkankeren

verkrebst sein coloq.

2. verkankeren fig.:

verkankeren

verrotten

de hele maatschappij dreigt te verkankeren

die ganze Gesellschaft droht zu verrotten

ver·ket·te·ren <verketterde, h. verketterd> [vərkɛtərə(n)] V. trans.

verketteren

verketzern

ver·kom·me·ren <verkommerde, i. verkommerd> [vərkɔmərə(n)] V. intr.

verkommeren (achterblijven)

verkümmern

verkommeren (vervallen)

verkommen

een kind laten verkommeren (geestelijk)

ein Kind verkümmern lassen

een kind laten verkommeren (lichamelijk)

ein Kind verkommen lassen