Traducciones de „schalkachtigheid“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

leu·gen·ach·tig·heid <leugenachtig|heden> [løɣənɑxtəxhɛɪt] SUST. f

leugenachtigheid

Lügenhaftigkeit f

leugenachtigheid (zucht tot liegen ook)

Verlogenheit f

ze·nuw·ach·tig·heid [zenywɑxtəxhɛit] SUST. f geen pl.

zenuwachtigheid

Nervosität f

plech·tig·heid <plechtig|heden> [plɛxtəxhɛit] SUST. f

plechtigheid

Feierlichkeit f

de feestelijke plechtigheid

der Festakt

de kerkelijke plechtigheid

der Gottesdienst

de officiële plechtigheid

der Staatsakt

schaap·ach·tig <schaapachtige, schaapachtiger, schaapachtigst> [sxapɑxtəx] ADJ. coloq.

schaapachtig

treudoof

schaapachtig

dämlich

schaapachtig

blöd(e)

iem schaapachtig aankijken

jdn dämlich ansehen

een schaapachtig gezicht coloq.

ein Schafsgesicht

schaapachtig lachen

blöd(e) lachen

voch·tig·heid <vochtig|heden> [vɔxtəxhɛɪt] SUST. f

vochtigheid

Feuchtigkeit f

vochtigheid (versterkend)

Nässe f

even·wich·tig·heid [evə(n)wɪxtəxhɛɪt] SUST. f geen pl.

evenwichtigheid

Ausgeglichenheit f

me·de·plich·tig·heid [medəplɪxtəxhɛit] SUST. f geen pl.

medeplichtigheid

Mittäterschaft f

medeplichtigheid

Beihilfe f

iem veroordelen wegens medeplichtigheid aan moord

jdn wegen Beihilfe zum Mord verurteilen

on·ge·rech·tig·heid <ongerechtig|heden> [ɔŋɣərɛxtəxhɛit] SUST. f

1. ongerechtigheid (onrechtvaardigheid):

ongerechtigheid

Ungerechtigkeit f

2. ongerechtigheid (onrechtvaardige daad):

ongerechtigheid

Ungerechtigkeit f

ongerechtigheden begaan

Unrecht tun

3. ongerechtigheid (onvolkomenheid, gebrek):

ongerechtigheid

Unvollkommenheit f

ongerechtigheid

Mangel m

rouw·plech·tig·heid <rouwplechtig|heden> [rɑuplɛxtəxhɛɪt] SUST. f

rouwplechtigheid

Trauerfeier f

rouwplechtigheid

Trauerfeierlichkeiten pl.

rouwplechtigheid (officieel)

Trauerakt m

voor·zich·tig·heid [vorzɪxtəxhɛit] SUST. f geen pl.

voorzichtigheid

Vorsicht f

voorzichtigheid is geboden

Vorsicht ist geboten

voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast [o. der wijsheid] provb.

Vorsicht ist die Mutter der Porzellankiste [o. der Weisheit]

schaars·heid SUST. f

schaarsheid → schaarste

Véase también: schaarste

schaars·te [sxarstə] SUST. f geen pl.

schaarste

Knappheit f

de schaarste van levensmiddelen

die Lebensmittelknappheit

har·tig·heid <hartig|heden> [hɑrtəxhɛɪt] SUST. f

1. hartigheid (het hartig zijn):

hartigheid

Würzigkeit f

2. hartigheid (dat wat hartig is):

hartigheid

Herzhafte(s) nt

sta·tig·heid SUST. f geen pl.

statigheid (deftigheid, voornaamheid)

Würde f

statigheid (plechtstatigheid, plechtigheid)

Feierlichkeit f