Traducciones de „longue“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

long <long|en> [lɔŋ] SUST. f

long

Lunge f meist sing.

het aan zijn longen hebben

es auf der Lunge haben

ijzeren long

eiserne Lunge f

sterke longen hebben

eine kräftige Lunge haben

zwakke longen hebben

schwach auf der Lunge sein

zich de longen uit het lijf hoesten

sich dat. die Lungen aus dem Leib husten

lounge <lounge|s> [lɑundʒ] SUST. m

1. lounge (in hotel):

lounge

Lounge f

lounge

Hotelhalle f

2. lounge (op een boot):

lounge

Gesellschaftsraum m

fon·due <fondue|s> [fɔndy] SUST. f

fondue

Fondue nt nt f

lo·nen <loonde, h. geloond> [lonə(n)] V. trans.

1. lonen (opwegen tegen):

lonen

sich lohnen

lonen

lohnen

dat loont de moeite niet

die Mühe lohnt nicht

dat loont de moeite niet

das lohnt (sich) nicht

2. lonen (belonen):

lonen

lohnen

lonen

vergelten

God lone het u!

Gott lohne es Ihnen!

God lone het u!

vergelt's Gott!

lo·nend [lonənt] ADJ.

lonend

lohnend

dat is niet lonend

das lohnt (sich) nicht

lon·ken <lonkte, h. gelonkt> [lɔŋkə(n)] V. intr.

1. lonken (een blik toewerpen):

lonken

äugeln

lonken coloq.

schielen

naar een meisje lonken

nach einem Mädchen äugeln

lonken naar een betere positie fig.

nach einem höheren Posten schielen

2. lonken (kijken of iets recht is):

lonken

peilen

long·list <longlist|s> [lɔŋlɪst] SUST. m

longlist

Longlist f

long·kan·ker [lɔŋkɑŋkər] SUST. m geen pl.

longkanker

Lungenkrebs m

on·guur <ongure, onguurder, onguurst> [ɔŋɣyr] ADJ.

1. onguur (schrikwekkend):

onguur

garstig

onguur

widerlich

2. onguur:

onguur (ruw, gemeen)

schäbig

onguur (oneerlijk)

unlauter

onguur (louche)

zwielichtig

ongure elementen

zwielichtige Elemente [o. Gestalten] pl.

ongure praktijken

schäbige Praktiken pl.

3. onguur (weer):

onguur

rau

lont <lont|en> [lɔnt] SUST. f

1. lont (ontstekingskoord):

lont

Lunte f

lont

Zündschnur f

een kort lontje hebben fig.

schnell explodieren

lont ruiken fig.

Lunte riechen

lont ruiken fig.

Unrat wittern

de lont in het kruit werpen fig.

die Lunte ans Pulverfass legen

2. lont (kaars):

lont

Docht m

log <logge, logger, logst> [lɔx] ADJ.

1. log:

log (moeilijk in zijn bewegingen)

schwerfällig

log (moeilijk in zijn bewegingen)

träge

log (moeilijk in zijn bewegingen)

ungelenk

log (bewegingen van mensen of dieren)

plump

log (bewegingen van mensen of dieren)

tapsig

een logge geest fig.

ein schwerfälliger Geist

2. log (moeilijk te bewegen, verplaatsen):

log

plump

3. log (lomp, onbehouwen):

log

plump

log

klotzig

log

ungeschlacht