Traducciones de „bedelaarster“ en el diccionario neerlandés » alemán

boe·me·laar·ster SUST. f

boemelaarster forma femenina de boemelaar

Véase también: boemelaar

boe·me·laar <boemelaar|s> [buməlar] SUST. m

boemelaar

Bummler m

fe·me·laar·ster SUST. f

femelaarster forma femenina de femelaar

Véase también: femelaar

fe·me·laar <femelaar|s> [feməlar] SUST. m

femelaar (langdradig)

Salbader m

femelaar (langdradig)

frömmelnder Schwätzer

femelaar (schijnheilig)

Frömmler m

ze·me·laar·ster SUST. f

zemelaarster forma femenina de zemel

Véase también: zemel

ze·mel <zemel|en> [zeməl] SUST. f (graan)

zemel

Kleie f

be·mid·de·laar·ster <bemiddelaarster|s> [bəmɪdəlarstər] SUST. f

bemiddelaarster forma femenina de bemiddelaar

Véase también: bemiddelaar

be·mid·de·laar <bemiddelaar|s> [bəmɪdəlar] SUST. m

bemiddelaar

Vermittler m

bemiddelaar

Mittelsmann m

bemiddelaar

Mittelsperson f

bemiddelaar (in conflict)

Schlichter m

han·de·laar·ster SUST. f

handelaarster forma femenina de handelaar

Véase también: handelaar

han·de·laar <handelaar|s, hande|laren> [hɑndəlar] SUST. m

handelaar

Händler m

handelaar

Kaufmann m

handelaar

Kauffrau f

wan·de·laar·ster <wandelaarster|s> [wɑndəlarstər] SUST. f

wandelaarster forma femenina de wandelaar

Véase también: wandelaar

wan·de·laar <wandelaar|s> [wɑndəlar] SUST. m

wandelaar

Spaziergänger m

wandelaar (op trektocht)

Wanderer m

hen·ge·laar·ster SUST. f

hengelaarster forma femenina de hengelaar

Véase también: hengelaar

hen·ge·laar <hengelaar|s> [hɛŋəlar] SUST. m (visser)

hengelaar

Angler m

wei·fe·laar·ster SUST. f

weifelaarster forma femenina de weifelaar

Véase también: weifelaar

wei·fe·laar <weifelaar|s> [wɛifəlar] SUST. m

weifelaar

Zauderer m

weifelaar form.

Wankelmütige(r) f(m)

keu·ve·laar·ster SUST. f

keuvelaarster forma femenina de keuvelaar

Véase también: keuvelaar

keu·ve·laar <keuvelaar|s> [køvəlar] SUST. m

keuvelaar

Plauderer m

boek·han·de·laar·ster SUST. f

boekhandelaarster forma femenina de boekhandelaar

Véase también: boekhandelaar

boek·han·de·laar <boekhandelaar|s, boekhande|laren> [bukhɑndəlar] SUST. m

boekhandelaar

Buchhändler m

dob·be·laar·ster SUST. f

dobbelaarster forma femenina de dobbelaar

Véase también: dobbelaar

dob·be·laar <dobbelaar|s> [dɔbəlar] SUST. m

dobbelaar

Würfelspieler m

gij·ze·laar·ster SUST. f

gijzelaarster forma femenina de gijzelaar

Véase también: gijzelaar

gij·ze·laar <gijzelaar|s> [ɣɛizəlar] SUST. m

1. gijzelaar (gegijzelde):

gijzelaar

Geisel f

2. gijzelaar (gijzelhouder):

gijzelaar

Geiselnehmer m

hak·ke·laar·ster SUST. f

hakkelaarster forma femenina de hakkelaar

Véase también: hakkelaar

hak·ke·laar <hakkelaar|s> [hɑkəlar] SUST. m

hakkelaar

Stotterer m

kib·be·laar·ster SUST. f

kibbelaarster forma femenina de kibbelaar

Véase también: kibbelaar

kib·be·laar <kibbelaar|s> [kɪbəlar] SUST. m

kibbelaar

zänkische(r) Mensch m

kop·pe·laar·ster <koppelaarster|s> [kɔpəlarstər] SUST. f

koppelaarster forma femenina de koppelaar

Véase también: koppelaar

kop·pe·laar <koppelaar|s> [kɔpəlar] SUST. m

1. koppelaar (relaties):

koppelaar

Heiratsvermittler m

koppelaar

Ehevermittler m

2. koppelaar (ontucht):

koppelaar

Kuppler m

pim·pe·laar·ster SUST. f

pimpelaarster forma femenina de pimpelaar

Véase también: pimpelaar

pim·pe·laar <pimpelaar|s> [pɪmpəlar] SUST. m

pimpelaar

Pichler m

pimpelaar

Zecher m hum.

pimpelaar

Zechbruder m a. pey.

pin·ge·laar·ster SUST. f

pingelaarster forma femenina de pingelaar

Véase también: pingelaar

pin·ge·laar <pingelaar|s> [pɪŋəlar] SUST. m (afdinger)

pingelaar

Feilscher m

puz·ze·laar·ster SUST. f

puzzelaarster forma femenina de puzzelaar

Véase también: puzzelaar

puz·ze·laar <puzzelaar|s> [pʏzəlar] SUST. m

puzzelaar (legpuzzels)

Puzzler m

puzzelaar (denkpuzzels)

Rätselfreund m

rij·me·laar·ster SUST. f

rijmelaarster forma femenina de rijmelaar

Véase también: rijmelaar

rij·me·laar <rijmelaar|s> [rɛiməlar] SUST. m

rijmelaar

Reimschmied m hum.

rijmelaar

Versemacher m coloq.

rijmelaar

Dichterling m coloq.

rijmelaar hum.

Verseschmied m hum.

be·de·laar <bedelaar|s> [bedəlar] SUST. m

bedelaar

Bettler m