Traducciones de „utispreken“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈfrei·spre·chen V. trans. irreg.

1. freisprechen:

jdn von einem gewissen Eigensinn nicht freisprechen können fig.

iem van een zekere eigenzinnigheid niet kunnen vrijpleiten

2. freisprechen DER.:

freisprechen

vrijspreken

freisprechen

niet schuldig verklaren

3. freisprechen (Handwerk):

freisprechen

het diploma [o. getuigschrift] van gezel [o. vakman] uitreiken aan

Ju·ris·pru·ˈdenz <Jurisprudenz> [-rɪspruˈdɛn͜ts ] SUST. f kein pl. elev.

Jurisprudenz

rechtsgeleerdheid

Jurisprudenz

rechten

Jurisprudenz

jurisprudentie

ˈSki·sprin·gen SUST. nt

Skispringen

het skispringen