Traducciones de Aufhebens en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈauf·he·ben¹ V. trans. irreg.

1. aufheben (vom Boden nehmen):

aufheben

opheffen

aufheben

optillen

einen Stein vom Boden aufheben

een steen van de grond opnemen [o. oprapen]

2. aufheben (aufrichten):

aufheben

opheffen

aufheben

opsteken

aufheben

verheffen

den Arm/die Hand/den Zeigefinger aufheben

de arm/de hand/de wijsvinger opheffen [o. opsteken]

3. aufheben (aufbewahren):

aufheben

bewaren

bei jdm gut/schlecht aufgehoben sein

bij iem in goede/slechte handen zijn

jdm etw zum Aufheben geben

iem iets geven om het te bewaren

4. aufheben (widerrufen):

aufheben

opheffen

aufheben

afschaffen

aufheben

beëindigen

eins hebt das andere nicht auf

het een sluit het andere niet uit

ein Säumnisurteil aufheben DER.

een vonnis bij verstek opheffen

die Sitzung/die Versammlung aufheben

de zitting/de vergadering opheffen [o. schorsen]

die Tafel aufheben

de maaltijd beëindigen (en van tafel gaan)

ˈauf·he·ben² V. v. refl. irreg. (sich ausgleichen)

aufheben

elkaar opheffen

Druck und Gegendruck heben sich (gegenseitig) auf

druk en tegendruk heffen elkaar op

ˈAuf·he·ben <Aufhebens> [ˈ͜aufheːbn̩] SUST. nt kein pl. elev.

Aufheben

ophef

Aufheben

drukte

viel Aufheben(s)/kein Aufheben um [o. von] etw machen

veel/geen ophef van iets maken

ohne (jedes) Aufheben

zonder ophef

Ejemplos de uso para Aufhebens

viel Aufheben(s)/kein Aufheben um [o. von] etw machen

veel/geen ophef van iets maken