neerlandés » alemán

ver·lan·gen1 <verlangen|s> [vərlɑŋə(n)] SUST. nt

verlangen (wens)
Wunsch m
verlangen (eis)
verlangen (hunkering)
op verlangen van de chef
branden van verlangen
iem vol verlangen verwachten
vol verlangen naar iets uitkijken [o. uitzien]

ver·lan·gen2 <verlangde, h. verlangd> [vərlɑŋə(n)] V. intr.

ver·lan·gen3 <verlangde, h. verlangd> [vərlɑŋə(n)] V. trans.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski