neerlandés » alemán

toe·be·ho·ren1 [tubəhorə(n)] SUST. nt geen pl.

toebehoren

toe·be·ho·ren2 <behoorde toe, h. toebehoord> [tubəhorə(n)] V. intr.

toebehoren
toebehoren (groep e.d.)
goederen die aan niemand toebehoren
elkaar toebehoren

Ejemplos de uso para toebehoren

elkaar toebehoren
goederen die aan niemand toebehoren

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski