neerlandés » alemán

da·gen1 <daagde, h. gedaagd> [daɣə(n)] V. intr. (aanbreken)

dagen
dagen

da·gen2 <daagde, h. gedaagd> [daɣə(n)] V. v. impers. ww (dag worden)

dagen
het begint te dagen
het begint mij te dagen coloq.

da·gen3 <daagde, h. gedaagd> [daɣə(n)] V. trans. jur.


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski