Traducciones de „ogen“ en el diccionario neerlandés » alemán

ogen <oogde, h. geoogd> [oɣə(n)] V. intr.

1. ogen ((goed) staan):

ogen

gut [o. schön] aussehen

dat jasje oogt niet

die Jacke sieht nicht gut aus

2. ogen (lijken (op)):

ogen

ähneln

ogen

ähnlich sehen

zij oogt naar haar moeder

sie ähnelt ihrer Mutter dat.

3. ogen (eruitzien):

ogen

aussehen

opa oogt nog jong

Großvater sieht noch jung aus

Ejemplos de uso para ogen

glanzende ogen

glänzende [o. leuchtende] Augen pl.

diepliggende ogen

tief liegende Augen

glazen ogen

glasige Augen pl.

goedaardige ogen

gütige Augen pl.

heldere ogen

helle Augen pl.

sprankelende ogen

funkelnde Augen pl.

levendige ogen

lebhafte Augen pl.

waterige ogen

wäss(e)rige Augen

branderige ogen

brennende(n) Augen pl.

met zijn ogen rollen

mit den Augen rollen

iem onder ogen komen

jdm unter die Augen kommen

zijn ogen wijd opendoen

die Augen weit aufsperren

met de ogen knipperen

blinzeln

uit zijn ogen zien (op zijn hoede zijn)

die Augen offen halten

iem de ogen openen fig.

jdm die Augen öffnen

iets onder ogen zien

sich einer Sache bewusst werden

met de ogen verslinden fig.

mit den Augen verschlingen

iets onder ogen hebben fig.

etw sehen

met schele ogen aanzien fig.

mit scheelen Blicken [o. Augen] ansehen

iem voor ogen staan fig.

jdm vorschweben